(1) Het wisselstroomstopcontact moet overeenkomen met de wisselstroomstekker van de oplader.
(2) De wisselspanning moet relatief stabiel zijn en de verandering mag het bereik van 220V ± 10% niet overschrijden.
(3) Procedure voor het opladen: a, open de stroomvergrendelingsschakelaar van het voertuig b, de oplaadstekker en de oplaadaansluiting voor het lichaam c, de stekker en het stopcontact zijn aangesloten.
(4) Nadat de oplader op de voeding is aangesloten, gaat de stroomindicator branden als de bedrading correct is, en de 1-30A-laadstroomindicator licht op voor één en twee constante oplaadbeurten. Meer dan 10 uur is beter wanneer de oplaadtijd zich in een toestand van stroomverlies bevindt.
(5) Het laadproces verandert als volgt: de eerste fase van opladen met constante stroom van 25A gedurende ongeveer 6 uur, de tweede fase van opladen met constante spanning gedurende ongeveer 3 uur, en uiteindelijk de fase van zwevend opladen, op dit moment het zwevend opladen Het lampje gaat branden, de laadstroomindicator gaat slechts 1-2 branden en de ventilator stopt met draaien. Het wikkellampje brandt en gaat naar de fase van zwevend opladen, wat aangeeft dat de batterij voldoende is.
(6) Nadat de accu volledig is opgeladen of moet worden uitgeschakeld, moet eerst de voeding van de elektrische ingang worden losgekoppeld en vervolgens moet de verbinding tussen de oplader en de accu worden losgekoppeld.